Nieuwe regels voor de arbeidsmarkt: de plannen van het kabinet
Nieuwe regels voor de arbeidsmarkt: de plannen van het kabinet
Het kabinet wil de regels voor de arbeidsmarkt de komende jaren flink veranderen. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schreef onlangs een brief aan de Tweede Kamer over de voortgang van de arbeidsmarktaanpassingen die nodig zijn om werk- en inkomstenzekerheid te laten toenemen, en gelijktijdig de wendbaarheid van bedrijven te vergroten.
Hoewel het nog geen wetgeving is, hebben wij hebben alvast een overzicht gemaakt van deze voorgenomen maatregelen.
I. Oproepcontract wordt basiscontract
Om werknemers meer zekerheid te bieden, wil het kabinet het oproepcontract vervangen door een basiscontract. Een oproepcontract, zoals een 0-urencontract of een min-maxcontract, houdt in dat een werknemer geen recht op loon heeft als hij niet werkt. De werkuren kunnen per week of maand verschillen en de gewerkte uren worden meteen uitbetaald.
In het basiscontract wordt daarentegen het aantal uur vastgelegd waarvoor werknemers ten minste worden ingeroosterd. Als werknemers structureel meer werken dan het overeengekomen minimum aantal uur, volgt na 12 maanden een aanbod tot aanpassing van de werkuren. Scholieren en studenten met een bijbaan kunnen wel blijven werken op basis van een oproepcontract.
II. Ketenregeling
Daarnaast is het de bedoeling om de draaideurconstructie van de ketenregeling aan te pakken. De huidige regel is dat een werknemer na drie tijdelijke contracten zes maanden later een nieuw tijdelijk contract kan krijgen. Deze termijn wordt verhoogd naar vijf jaar, zodat werkgevers eerder een vast contract moeten aanbieden en geen misbruik maken van de zes-maandentermijn. Ook bij uitzendwerk worden er eerder vaste contracten aangeboden door fase A en B in te korten.
III. Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ondernemers
Er komt mogelijk een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ZZP’ers, zodat er een financieel vangnet is als zelfstandigen arbeidsongeschikt raken.
IV. Re-integratieverplichtingen van kleine en middelgrote werkgevers
Het kan voor werkgevers lang onduidelijk zijn of en wanneer een zieke werknemer terugkeert, waardoor het al dan niet nemen van een duurzame vervanger een lastige keuze is. Het voornemen is dat kleine en middelgrote werkgevers (tot en met 100 werknemers) al na één ziektejaar duidelijkheid kunnen krijgen over het in dienst nemen van een vervanger. Werkgevers blijven verantwoordelijk voor twee jaar loondoorbetaling en voor het re-integratieproces, maar het re-integratieproces zal zich in het tweede jaar richten op een andere werkgever. Het blijft uiteraard mogelijk om hiervan in onderling overleg af te wijken.
V. Crisis en calamiteiten
Er komt waarschijnlijk een Crisisregeling Personeelsbehoud (CP), waar werkgevers voor maximaal zes maanden aanspraak op kunnen maken als zij ten minste 20% minder werk hebben. De crisisregeling is niet bedoeld voor het overnemen van ondernemersrisico’s, maar is gericht op het opvangen van crisissituaties en calamiteiten die buiten het reguliere ondernemersrisico vallen. Hierbij kun je denken aan kleinschalige calamiteiten, zoals de regeling Werktijdverkorting, maar ook de coronapandemie. De nieuwe regeling maakt het mogelijk dat werkgevers die indirect worden geraakt – bijvoorbeeld door een nieuwe lockdown als gevolg van een pandemie – ook in aanmerking komen voor de regeling als zij voldoen aan de voorwaarden. Welke crises of calamiteiten onder deze regeling zullen vallen is moeilijk voorspelbaar, maar er zal in ieder geval worden uitgewerkt welke situaties niet onder de regeling vallen.
VI. Schijnzelfstandigheid
Het is voor ondernemers belangrijk om te weten wanneer er sprake is van een arbeidsrelatie met een zelfstandige en wanneer van een arbeidsovereenkomst. Daarom is het kabinet van plan om de open norm ‘werken in dienst van’ uit het Burgerlijk Wetboek in te kleuren op basis van de jurisprudentie. Er komen drie hoofdelementen: 1) materiële ondergeschiktheid, 2) organisatorische inbedding van het werk en 3) zelfstandig ondernemerschap binnen de arbeidsrelatie. Mogelijk komt er ook een ‘civielrechtelijk rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’, dat wordt gekoppeld aan een nader te bepalen uurtarief. Het doel is dat werkenden met een zwakkere onderhandelingspositie makkelijker hun rechten kunnen opeisen op basis van een arbeidsovereenkomst.
VII. Uitzicht op nieuw werk
Om perspectief te geven op nieuw werk, wil het kabinet twee pijlers hanteren: het stimuleren van leven lang ontwikkelen (LLO) en meer mensen naar werk begeleiden. Hierdoor worden vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter gekoppeld en het versterkt de innovatie, mede door het al bestaande STAP-Budget.
Conclusie
Met deze voornemens wil het kabinet bereiken dat werkenden meer inkomens- en bestaanszekerheid krijgen, bedrijven een vangnet hebben ingeval van crises en calamiteiten, dat kleinere bedrijven langdurige ziekte beter kunnen opvangen en dat er een einde komt aan oneerlijke concurrentie en schijnzelfstandigheid. Naar verwachting worden de plannen in het voorjaar van 2024 door de Tweede Kamer behandeld. Wordt vervolgd.
